De stad Betulia wordt belegerd door de legendarische Holofernes, een legeraanvoerder die van Nebukadnezar II de opdracht kreeg de hele wereld te veroveren. Het enorme Assyrische leger trekt naar het westen en lijkt onoverwinnelijk. De Israëlieten sloten de passen af, bouwden versterkingen op alle hoge bergtoppen en wierpen hindernissen op in de vlakten.
“Bind daarom, Holofernes, niet de strijd met hen aan als in een gewone veldslag…laat uw dienaren de waterbron die aan de voet van de berg ontspringt bezetten. Want daaruit voorzien alle inwoners van Betulia zich van water. Ze zullen vergaan van de dorst en hun stad overgeven.”
De stedelingen raken uitgedroogd en wanhopen over de goede afloop. De mooie, rijke weduwe Judith maakt zich op en trekt het Assyrische legerkamp binnen met haar bediende Abra. Na drie dagen denkt Holofernes haar na een maaltijd te kunnen verleiden. Holofernes drinkt meer dan ooit en valt uiteindelijk in slaap.
Fragment tekst Judith 13 vanaf vers 7 (nieuwe vertaling):
“Toen liep ze naar de bedstijl vlak bij Holofernes’ hoofd, nam daar zijn zwaard weg, [7] ging naar het bed toe en pakte hem bij zijn haren beet. Ze zei: ‘Geef me nu kracht, Heer, God van Israël!’ [8] en hakte met al haar kracht Holofernes met twee slagen het hoofd af. [9] Ze rolde zijn lichaam van het bed en haalde de draperie van de stijlen. Even later kwam ze naar buiten en overhandigde Holofernes’ hoofd aan haar slavin, [10] die het in de reiszak deed waar haar voedsel in had gezeten.”
Judith gaat terug naar haar stad. De inwoners vallen de belegeraars aan, die in verwarring raken als ze zien dat het hoofd van Holofernes op de stadsmuur is tentoongesteld. Het Assyrische leger slaat op de vlucht.[BRON: http://nl.wikipedia.org/]